alle perken te buiten gaan | transpasi la limojn |
alle | ĉiuj |
ambaŭ | alle twee de, allebei, beide |
ĉiaj | alle mogelijke |
ĉial | om alle redenen, overal om |
ĉiel | alleszins, op alle manieren, op alle wijzen |
ĉiuflanke | aan alle kanten |
ĉiuj | al de, alle, allemaal, allen |
ĉiumaniere | op alle mogelijke manieren |
ĉiutone | in alle toonaarden |
senŝerce | alle gekheid op een stokje |
transpasi la limojn | alle perken te buiten gaan, over de schreef gaan |
tute private | in alle stilte |
tutforte | uit alle macht |
aan alle kanten | ĉiuflanke |
alle gekheid op een stokje | senŝerce |
alle mogelijke | ĉiaj |
alle perken te buiten gaan | transpasi la limojn |
alle twee de | ambaŭ |
in alle stilte | tute private |
in alle toonaarden | ĉiutone |
om alle redenen | ĉial |
op alle manieren | ĉiel |
op alle mogelijke manieren | ĉiumaniere |
op alle wijzen | ĉiel |
uit alle macht | tutforte |
transpasi la limojn | alle perken te buiten gaan, over de schreef gaan |
alle perken te buiten gaan | transpasi la limojn |
te | en, je, tro |
-eco | -heid, -ie, -schap, -te, -teit |
abundaj kaŭzoj | redenen te over |
aĉetebla | te koop, veil |
aĉetproponi | te koop bieden |
agi | ageren, bezig zijn, doen, handelen, optreden, te werk gaan |
amasiĝi | kruien, samenrotten, samenscholen, te hoop lopen, zich ophopen |
antaŭ ol | aleer, alvorens, alvorens te, eer, voor, vooraleer |
antaŭol | alvorens te |
aperi | opdagen, opdraven, te voorschijn komen, uitkomen, verschijnen |
aperigi | laten verschijnen, opduikelen, te voorschijn halen |
atendi | afhalen, te wachten staan, verbeiden, verwachten, wachten |
aŭtografio | kunst om handschriften te reproduceren |
bonfida | te goeder trouw |
bruegi | kabaal maken, te keer gaan |
brui | aangaan, denderen, rommelen, rumoeren, te keer gaan |
cintro | hulpsteiger om boog of gewelf te metselen |
ĉe li hejme | te zijnent |
ĉe ni | bij ons, te onzent |
ĉe vi | bij u, te uwent |
danki | bedanken, dank betuigen, danken, te danken hebben |
defendi sin | zich te weer stellen, zich verdedigen |
des | des te |
des pli | des te meer |
des pli da kialo | reden te meer |
distrumpeti | te koop lopen met, uitbazuinen |
duba | bedenkelijk, te betwijfelen, twijfelachtig |
dubebla | te betwijfelen |
ekboji | aanslaan, beginnen te blaffen |
ekinsulti | beginnen te schelden |
ekpriparoli | te berde brengen |
eksplodilo | apparaat om iets op te blazen |
eksterduba | ontegenzeglijk, waaraan niet te twijfelen valt, zeker |
ektranĉi | aansnijden, beginnen te snijden |
ektremi | beginnen te trillen |
elkrepuskiĝi | beginnen te dagen |
eltiri | ontlokken, tappen, te voorschijn trekken, trekken, uithalen |
emerĝi | te voorschijn komen |
emociiĝi | het te kwaad krijgen, ontroerd worden |
en | binnen, in, per, te |
enakviĝi | te water gaan |
esti aĉetebla | te koop staan, te koop zijn |
esti utila | bruikbaar zijn, te stade komen |
evitebla | te vermijden, vermijdbaar |
farebla | doenlijk, haalbaar, maakbaar, te doen, uitvoerbaar |
fojon post fojo | keer op keer, uit en te na |
forfali | te gronde gaan, wegvallen |
forpermesi | toestemming geven om te vertrekken, vrijaf geven |
forpeti | vragen om weg te mogen gaan |
gasti | logeren, te gast zijn |
gestema | de neiging hebbend te gesticuleren |
k.t.p. | enz. |
buiten | ekster, ekstere, ekstere de, escepte, krom, somerloĝejo, vilao |
batalmalkapabligi | buiten gevecht stellen |
de ekstere | van buiten, van buitenaf |
ekster | buiten |
ekstera | buiten-, extern, uiterlijk, uitwendig |
ekstere | buiten, daarbuiten, uiterlijk |
ekstere de | buiten |
eksteren | buitenwaarts, eruit, naar buiten, uitwaarts |
eksterserva | buiten dienst |
eksuzigi | buiten gebruik stellen |
ektropio | omkering van het ooglid naar buiten |
eliranta | egressief, naar buiten gaand |
elpaŝi | naar buiten komen, optreden, stelling nemen, uitkomen |
elpeli | naar buiten jagen, uitdrijven, uitjagen, uitwijzen, verbannen |
elporti | dragen, naar buiten brengen, uithouden, verdragen |
elvoki | naar buiten roepen, ten gevolge hebben, uitlokken |
escepte | behalve, bij uitzondering, buiten, op ... na, uitgezonderd |
krom | behalve, buiten, ongerekend |
malfunkciigi | afzetten, buiten werking stellen, stilzetten, stopzetten |
miskalkuli | buiten de waard rekenen, misrekenen, zich verrekenen |
parkere | uit het hoofd, van buiten |
parkeri | uit het hoofd leren, van buiten leren |
periferia | buiten-, rand- |
senkonscia | bewusteloos, buiten kennis, buiten westen, onbewust |
senspira | ademloos, amechtig, buiten adem |
senspiriĝi | buiten adem raken |
somerloĝejo | buiten, buitenverblijf |
superbordiĝi | buiten zijn oevers treden |
transbordiĝi | buiten zijn oevers treden |
transpasi la limojn | alle perken te buiten gaan, over de schreef gaan |
vilao | buiten, buitenverblijf, landhuis, villa |
alle perken te buiten gaan | transpasi la limojn |
buiten adem | senspira |
buiten adem raken | senspiriĝi |
buiten de waard rekenen | miskalkuli |
buiten dienst | eksterserva |
buiten gebruik stellen | eksuzigi |
buiten gevecht stellen | batalmalkapabligi |
buiten kennis | senkonscia |
buiten werking stellen | malfunkciigi |
buiten westen | senkonscia |
buiten zijn oevers treden | superbordiĝi, transbordiĝi |
buiten- | ekstera, periferia |
naar buiten | eksteren |
naar buiten brengen | elporti |
naar buiten gaand | eliranta |
naar buiten jagen | elpeli |
naar buiten komen | elpaŝi |
naar buiten roepen | elvoki |
omkering van het ooglid naar buiten | ektropio |
van buiten | de ekstere, parkere |
k.t.p. | enz. |
gaan | irado, iri, piediri, soni, veturi |
agi | ageren, bezig zijn, doen, handelen, optreden, te werk gaan |
albordiĝi | aan land gaan, landen |
alikuŝiĝi | gaan verliggen |
aliri | aanpakken, gaan naar, genaken, naderen |
altabliĝi | aan tafel gaan, gaan aanzitten |
alteriĝi | aan land gaan, aanlanden, landen |
ambli | de telgang gaan |
ankri | verankeren, voor anker gaan |
antaŭeniri | voorwaarts gaan |
apelacii | appelleren, een beroep doen op, in appl gaan, in beroep gaan |
ascendi | naar boven gaan |
bankroti | bankroet gaan, failleren, failliet gaan, mislukken |
bruegi | kabaal maken, te keer gaan |
brui | aangaan, denderen, rommelen, rumoeren, te keer gaan |
ĉetabligi | aan tafel gaan |
daŭrigi | doorgaan, verder gaan met, vervolgen, voortgaan, voortzetten |
descendi | afdalen, naar beneden gaan |
difektiĝi | kapot gaan, onklaar raken, stukgaan |
disventiĝi | verloren gaan |
droni | verdrinken, vergaan, verloren gaan |
efektiviĝi | in vervulling gaan, tot stand komen, werkelijkheid worden |
ekdormi | in slaap vallen, inslapen, onder zeil gaan |
ekferii | op vakantie gaan |
ekforkuri | aan de haal gaan |
ekiri | op weg gaan, opstappen, tijgen, weggaan |
ekkuŝi | gaan liggen, zich neerleggen, zich uitstrekken |
ekkuŝiĝi | gaan liggen, zich uitstrekken |
ekplori | gaan huilen, in tranen uitbarsten |
eksidi | gaan zitten, plaatsnemen, zich zetten |
ekstari | gaan staan, opstaan |
ekveli | onder zeil gaan |
ekvojaĝi | afreizen, op reis gaan |
ekvojiri | op pad gaan |
elŝipiĝi | van boord gaan |
emeritiĝi | aftreden, met pensioen gaan |
enakviĝi | te water gaan |
endormiĝi | gaan slapen |
enlitiĝi | gaan slapen, naar bed gaan, zich ter ruste begeven |
enŝipiĝi | aan boord gaan, scheep gaan |
enviciĝi | aantreden, in de rij gaan staan |
esti akompanata de | gepaard gaan met |
esti multe priparolata | over de tong gaan |
esti neriproĉebla | vrijuit gaan |
esti pensiata | met pensioen gaan |
esti premata de | gebukt gaan onder |
esti protokolata | op de bon gaan |
eviti | mijden, ontwijken, uit de weg gaan, vermijden |
fari lokon al | uit de weg gaan voor |
fieri pri | bogen op, prat gaan op, zich beroemen op, zich verheffen op |
fluktui | fluctueren, op en neer gaan, schommelen |
k.t.p. | enz. |