er slecht aan toe zijn | farti malbone |
er | tie |
-isto | -aar, -er, -ist |
aspekti | er uitzien, het uiterlijk hebben van |
estas | er is, er zijn |
esti malbonaŭgura por | er slecht uitzien voor |
farti malbone | er slecht aan toe zijn |
havi bonan ŝancon por sukcesi | er goed voorstaan |
negravas | het doet er niet toe, het geeft niet |
plirapidigi la aferon | er vaart achter zetten |
sukuristo | EHBO-er |
tie | aldaar, daar, daarginds, er, ginds |
tio ne gravas | dat geeft niet, dat is niet erg, het doet er niet toe |
-er | -isto |
EHBO-er | sukuristo |
er goed voorstaan | havi bonan ŝancon por sukcesi |
er is | estas |
er slecht aan toe zijn | farti malbone |
er slecht uitzien voor | esti malbonaŭgura por |
er uitzien | aspekti |
er vaart achter zetten | plirapidigi la aferon |
er zijn | estas |
het doet er niet toe | negravas, tio ne gravas |
slecht | malbona, malbone, mava |
esti malbonaŭgura por | er slecht uitzien voor |
farti malbone | er slecht aan toe zijn |
finiĝi malbone | misgaan, slecht aflopen |
lami | hinken, kreupel lopen, mank lopen, slecht functioneren, trekken |
malbona | beroerd, kwaad, kwalijk, slecht, verkeerd |
malbona humora | ontstemdheid, slecht humeur |
malbone | slecht |
mava | slecht, verkeerd |
trakti malbone | mishandelen, slecht behandelen |
er slecht aan toe zijn | farti malbone |
er slecht uitzien voor | esti malbonaŭgura por |
slecht aflopen | finiĝi malbone |
slecht behandelen | trakti malbone |
slecht functioneren | lami |
slecht humeur | malbona humora |
aan | al, apud, ĉe, sur |
Aan de Berg | Aan de Berg |
abundo da | een overvloed aan, een weelde van |
adaptiĝi al | zich aanpassen aan, zich voegen naar |
admiri gape | zich vergapen aan |
agaci | pijn doen aan de tanden |
al | aan, bij, naar, tegen, tot, voor |
al ci | aan je, aan jou, je, jou |
al ili | aan hun, aan ze, hun, ze |
al kiu | aan wie, wie |
al la | aan de, aan het, de, het, naar de, naar het |
al li | 'm, aan 'm, aan hem, hem |
al ni | aan ons, ons |
al ŝi | 'r, aan d'r, aan haar, d'r, haar |
al vi | aan je, aan u, je, jou, jullie, u |
albordiĝi | aan land gaan, landen |
aldoni al | toevoegen aan, voegen bij |
alfundiĝi | aan de grond raken, zinken |
aliflanke | aan de andere kant, anderzijds, daar staat tegenover |
aliflanke de | aan de andere kant van |
alkroĉiĝi al | aanklampen, zich vastklampen aan |
alkutimiĝi | zich gewennen aan |
alpaŝi | aan komen lopen, aanpakken, beginnen met, toetreden |
Alphen aan de Rijn | Alphen aan de Rijn |
alŝultrigi | aan de schouder brengen, aanleggen |
altabliĝi | aan tafel gaan, gaan aanzitten |
alteriĝi | aan land gaan, aanlanden, landen |
ambaŭflanke | aan weerskanten, aan weerszijden, bijderzijds |
amuziĝadi | aan de boemel zijn, boemelen |
antipatii | een antipathie hebben tegen, een hekel hebben aan |
apud | aan, bij, dichtbij, naast, nabij |
atenci | aanranden, een aanslag plegen op, zich vergrijpen aan |
atenti pri | aandacht schenken aan, rekening houden met |
atribui valoron al | waarde hechten aan |
bajoneti | aan de bajonet rijgen |
baziĝante | aan de hand van |
Bergen aan Zee | Bergen aan Zee |
breĉeto | beschadiging aan de rand van bord, mes en dergelijke, schaarde |
breloko | hangertje, hangertje aan een horlogeketting |
Capelle aan de IJssel | Capelle aan de IJssel |
cis | aan deze kant van, aan deze zijde van |
ĉarmigi | bekoring verlenen, bekoring verlenen aan |
ĉe | aan, bij, ten huize van |
ĉefi | aan het hoofd staan, aan het hoofd staan van, leiden |
ĉerpi el | ontlenen aan |
ĉetabligi | aan tafel gaan |
ĉiuflanke | aan alle kanten |
de la komenco | van meet af aan |
de nun | in het vervolg, van nu af aan |
debarakti sin de | zich ontworstelen aan |
dediĉi al | wijden aan |
k.t.p. | enz. |
toe | fermita |
aldone | extra, op de koop toe |
de tempo al tempo | af en toe, bij tijd en wijlen, bij wijlen, nu en dan, van tijd tot tijd |
entiri | naar zich toe halen |
farti malbone | er slecht aan toe zijn |
fermita | dicht, gesloten, toe |
ĝis nun | tot dusver, tot nog toe |
ĝistede | tot vervelends toe, uit den treure |
kien? | waar ... heen?, waar ... naar toe?, waarheen? |
negravas | het doet er niet toe, het geeft niet |
nu do | toe nou |
plie | alsmede, daarenboven, op de koop toe, voorts |
tio ne gravas | dat geeft niet, dat is niet erg, het doet er niet toe |
af en toe | de tempo al tempo |
er slecht aan toe zijn | farti malbone |
het doet er niet toe | negravas, tio ne gravas |
naar zich toe halen | entiri |
op de koop toe | aldone, plie |
toe nou | nu do |
tot nog toe | ĝis nun |
tot vervelends toe | ĝistede |
waar ... naar toe? | kien? |
zijn | ekzisto, ento, estado, esti, ĝia, lia, liaj, sia, siaj |
aboni | geabonneerd zijn op |
abundi | in overvloed aanwezig zijn |
agi | ageren, bezig zijn, doen, handelen, optreden, te werk gaan |
agordiĝi | gelijkluidend zijn |
aklami | bij acclamatie benoemen, toejuichen, zijn bijval betuigen |
akordi | het eens zijn, overeenstemmen, samengaan |
alcentrigi siajn pensojn | zijn gedachten verzamelen |
alesti | aanwezig zijn, aanwezig zijn bij |
alproksimiĝi | in aantocht zijn, naderen |
ambicii | eerzuchtig zijn |
amegi | dol zijn op, gek zijn op, zielsveel houden van |
amuziĝadi | aan de boemel zijn, boemelen |
angle | in het Engels, op zijn Engels |
antaŭvidi | bedacht zijn op, verwachten, vooruitzien, voorzien |
apudesti | aanwezig zijn, aanwezig zijn bij |
arabe | in het Arabisch, op zijn Arabisch |
aroganti | een hoge toon aanslaan, zijn neus in de wind steken |
avari | karig zijn met, zuinig zijn met |
baziĝi | gebaseerd zijn, steunen |
boli | borrelen, koken, op het kookpunt zijn, zieden |
bonvoli | gelieven, welwillend zijn |
bonvoli al iu | iemand goedgezind zijn |
centope | met zijn honderden |
cirkuli | circuleren, in omloop zijn, rondgaan, rouleren |
ĉeesti | aanwezig zijn, aanwezig zijn bij, bijwonen |
danĝeri | gevaarlijk zijn |
dekadenci | aan lager wal raken, in verval zijn, zinken |
dekope | met zijn tienen |
demisii | aftreden, demissionair zijn |
dependi | afhangen, afhankelijk zijn, deel uitmaken |
dependi de | afhangen van, afhankelijk zijn van |
deveni | afstammen, het gevolg zijn van, ontspruiten, voortkomen |
deveni de | afkomstig zijn van, stammen uit, stammen van |
devojiĝi de sia rolo | uit zijn rol vallen |
diboĉi | aan de rol zijn, boemelen, brassen, slempen, uitspatten |
diri sian opinion pri | zich uitspreken over, zijn mening geven over |
disstari | gescheiden zijn |
dormemi | slaap hebben, slaperig zijn |
drinkadi | aan de drank zijn, drinken |
drivi | afdrijven, drijven, op drift zijn |
duope | getween, met zijn tween, onder vier ogen |
ebli | mogelijk zijn |
egali | evenaren, gelijk zijn aan |
ekloĝi | intrekken, zijn intrek nemen, zijn tenten opslaan |
eksproprigi | uit zijn eigendom ontzetten |
ekstazi | in extase verkeren, in extase zijn |
ektusi | zijn keel schrapen |
ekvicii | uit zijn bezit ontzetten |
ekvilibri | in evenwicht verkeren, in evenwicht zijn |
ekzisto | bestaan, zijn |
k.t.p. | enz. |