iets in zijn schild voeren | havi kaŝitan intencon |
iets | io |
agrablaĵo | een prettig karweitje, iets aangenaams |
aktualaĵo | actualiteit, iets actueels |
aneksi | annexeren, iets bijkomstigs toevoegen, inlijven |
belaĵo | iets moois |
blankaĵo | iets wits |
bluaĵo | blauwe plek, iets blauws |
bonaĵo | een goed ding, iets goeds |
cedaĵo | iets wat afgestaan is |
ĉifaĵo | iets wat verkreukeld is |
dekutimigi ion al iu | iemand iets afleren |
disgrajnigi | de korrels uit iets halen |
domaĝo | iets betreurenswaardigs, schade |
eksplodilo | apparaat om iets op te blazen |
farendaĵo | iets wat gedaan moet worden |
forpreni lerte ion de iu | iemand iets afhandig maken |
glitfoldo | gleuf waarin iets heen en weer kan schuiven |
havi kaŝitan intencon | iets in zijn schild voeren |
imputi ion al iu | iemand iets aanwrijven |
io | iets |
io ajn | ook maar iets, wat dan ook |
kialigi | de redenen van iets duidelijk maken |
kulpigi iun pro io | iemand iets aanwrijven |
proprigi ion al si | zich iets eigen maken |
rezigni pri io | iets eraan geven |
tiaaĵo | iets dergelijks, zoiets |
apparaat om iets op te blazen | eksplodilo |
de korrels uit iets halen | disgrajnigi |
de redenen van iets duidelijk maken | kialigi |
gleuf waarin iets heen en weer kan schuiven | glitfoldo |
iemand iets aanwrijven | imputi ion al iu, kulpigi iun pro io |
iemand iets afhandig maken | forpreni lerte ion de iu |
iemand iets afleren | dekutimigi ion al iu |
iets aangenaams | agrablaĵo |
iets actueels | aktualaĵo |
iets betreurenswaardigs | domaĝo |
iets bijkomstigs toevoegen | aneksi |
iets blauws | bluaĵo |
iets dergelijks | tiaaĵo |
iets eraan geven | rezigni pri io |
iets goeds | bonaĵo |
iets in zijn schild voeren | havi kaŝitan intencon |
iets moois | belaĵo |
iets wat afgestaan is | cedaĵo |
iets wat gedaan moet worden | farendaĵo |
iets wat verkreukeld is | ĉifaĵo |
iets wits | blankaĵo |
ook maar iets | io ajn |
zich iets eigen maken | proprigi ion al si |
in | en |
absorbi | absorberen, in beslag nemen, opslorpen |
absorbita de | opgaand in, verdiept in, verzonken in |
absorbita de | opgaand in, verdiept in, verzonken in |
abstrakte | in abstracto |
abunde | in overvloed, rijkelijk, ruimschoots, volop |
abundi | in overvloed aanwezig zijn |
agonianto | persoon die in doodsstrijd ligt |
agordi | in een stemming brengen, stemmen |
akorda kun | in overeenstemming met |
akordigi | in overeenstemming brengen, rijmen, tot overeenstemming brengen |
akuzativigi | in de vierde naamval zetten |
alilande | in het buitenland |
alproksimiĝi | in aantocht zijn, naderen |
alproprigi al si | in de wacht slepen, zich toeigenen |
alten | de hoogte in |
altgrade | hooglijk, in hoge mate |
alude | in bedekte termen |
amasfabriki | in grote hoeveelheden fabriceren |
amike | in der minne, vriendschappelijk |
anaglifa | in demi-relif uitgevoerd |
anatemi | excommuniceren, in de ban doen |
angle | in het Engels, op zijn Engels |
anservice | in ganzenpas |
anstataŭ | in plaats van, in stede van |
anstataŭe | in plaats daarvan |
anstataŭigi | in de plaats stellen van, inboeten, vervangen |
antaŭ ĉio | in het bijzonder, inzonderheid, vooral |
antaŭtagmeze | in de morgen, voor de middag |
antaŭtimi | in de piepzak zitten |
antaŭvidigi | in het vooruitzicht stellen |
apelacii | appelleren, een beroep doen op, in appl gaan, in beroep gaan |
apercepto | opneming in het bewustzijn, waarneming |
apliki | aanwenden, doorvoeren, in toepassing brengen, toepassen |
apude | daarnaast, ernaast, hiernaast, in de nabijheid |
arabe | in het Arabisch, op zijn Arabisch |
aranĝi per interkonsento | in der minne schikken |
aranĝiĝi | in orde komen, terechtkomen |
ardi | blaken, gloeien, in gloed staan |
ardiĝi | in gloed geraken, opgloeien |
aresti | aanhouden, arresteren, in verzekerde bewaring nemen, inrekenen |
aroganti | een hoge toon aanslaan, zijn neus in de wind steken |
asimili | assimileren, in zich opnemen |
asimiliĝi al | opgaan in |
asocii | associren, in een genootschap samenbrengen, verbinden |
atendante | in afwachting van |
atrofiĝi | in een toestand van atrofie verkeren |
avanci | avanceren, in rang opklimmen, oprukken, overgaan, promotie maken |
bani | baden, in bad doen, wassen |
baroka | barok-, in barokstijl |
birdoperspektive | in vogelvlucht |
k.t.p. | enz. |
zijn | ekzisto, ento, estado, esti, ĝia, lia, liaj, sia, siaj |
aboni | geabonneerd zijn op |
abundi | in overvloed aanwezig zijn |
agi | ageren, bezig zijn, doen, handelen, optreden, te werk gaan |
agordiĝi | gelijkluidend zijn |
aklami | bij acclamatie benoemen, toejuichen, zijn bijval betuigen |
akordi | het eens zijn, overeenstemmen, samengaan |
alcentrigi siajn pensojn | zijn gedachten verzamelen |
alesti | aanwezig zijn, aanwezig zijn bij |
alproksimiĝi | in aantocht zijn, naderen |
ambicii | eerzuchtig zijn |
amegi | dol zijn op, gek zijn op, zielsveel houden van |
amuziĝadi | aan de boemel zijn, boemelen |
angle | in het Engels, op zijn Engels |
antaŭvidi | bedacht zijn op, verwachten, vooruitzien, voorzien |
apudesti | aanwezig zijn, aanwezig zijn bij |
arabe | in het Arabisch, op zijn Arabisch |
aroganti | een hoge toon aanslaan, zijn neus in de wind steken |
avari | karig zijn met, zuinig zijn met |
baziĝi | gebaseerd zijn, steunen |
boli | borrelen, koken, op het kookpunt zijn, zieden |
bonvoli | gelieven, welwillend zijn |
bonvoli al iu | iemand goedgezind zijn |
centope | met zijn honderden |
cirkuli | circuleren, in omloop zijn, rondgaan, rouleren |
ĉeesti | aanwezig zijn, aanwezig zijn bij, bijwonen |
danĝeri | gevaarlijk zijn |
dekadenci | aan lager wal raken, in verval zijn, zinken |
dekope | met zijn tienen |
demisii | aftreden, demissionair zijn |
dependi | afhangen, afhankelijk zijn, deel uitmaken |
dependi de | afhangen van, afhankelijk zijn van |
deveni | afstammen, het gevolg zijn van, ontspruiten, voortkomen |
deveni de | afkomstig zijn van, stammen uit, stammen van |
devojiĝi de sia rolo | uit zijn rol vallen |
diboĉi | aan de rol zijn, boemelen, brassen, slempen, uitspatten |
diri sian opinion pri | zich uitspreken over, zijn mening geven over |
disstari | gescheiden zijn |
dormemi | slaap hebben, slaperig zijn |
drinkadi | aan de drank zijn, drinken |
drivi | afdrijven, drijven, op drift zijn |
duope | getween, met zijn tween, onder vier ogen |
ebli | mogelijk zijn |
egali | evenaren, gelijk zijn aan |
ekloĝi | intrekken, zijn intrek nemen, zijn tenten opslaan |
eksproprigi | uit zijn eigendom ontzetten |
ekstazi | in extase verkeren, in extase zijn |
ektusi | zijn keel schrapen |
ekvicii | uit zijn bezit ontzetten |
ekvilibri | in evenwicht verkeren, in evenwicht zijn |
ekzisto | bestaan, zijn |
k.t.p. | enz. |
schild | karapaco, ŝildo |
egido | bescherming, schild van de godin Athene |
havi kaŝitan intencon | iets in zijn schild voeren |
karapaco | rugschild, schaal, schild |
ŝildo | bord, bordje, schild, uithangbord |
iets in zijn schild voeren | havi kaŝitan intencon |
schild van de godin Athene | egido |
voeren | konduki, manĝigi, porti, subŝtofi, transporti |
batali | kampen, strijd voeren, strijden, vechten |
domini | de boventoon voeren, domineren, overheersen |
havi kaŝitan intencon | iets in zijn schild voeren |
interparoli | converseren, een gesprek voeren |
komandi | aanvoeren, bevelen, commanderen, het bevel voeren |
konduki | besturen, brengen, geleiden, leiden, voeren |
konversacii | converseren, een gesprek voeren |
manĝigi | spijzigen, te eten geven, voederen, voeren |
obstrukci | belemmeren, obstructie voeren, opstoppen, verstoppen |
opozicii | oppositie voeren |
porti | brengen, dragen, voeren, voorhebben |
subŝtofi | voeren |
surscenejigi | ten tonele voeren |
transporti | overbrengen, transporteren, vervoeren, voeren |
vivi larĝe kaj lukse | een grote staat voeren |
de boventoon voeren | domini |
een gesprek voeren | interparoli, konversacii |
een grote staat voeren | vivi larĝe kaj lukse |
het bevel voeren | komandi |
iets in zijn schild voeren | havi kaŝitan intencon |
obstructie voeren | obstrukci |
oppositie voeren | opozicii |
strijd voeren | batali |
ten tonele voeren | surscenejigi |