het doen | funkcii |
het | al la, ĝi, ĝin, l', la |
akordi | het eens zijn, overeenstemmen, samengaan |
akordi bone kun | het goed kunnen vinden met |
aktuale | momenteel, op het ogenblik, tegenwoordig, thans |
al la | aan de, aan het, de, het, naar de, naar het |
al la | aan de, aan het, de, het, naar de, naar het |
alfronti | het hoofd bieden |
alilande | in het buitenland |
amen | amen, het zij zo |
amindumi | het hof maken, scharrelen, vrijen |
angle | in het Engels, op zijn Engels |
antaŭ ĉio | in het bijzonder, inzonderheid, vooral |
antaŭvidigi | in het vooruitzicht stellen |
apercepto | opneming in het bewustzijn, waarneming |
apogei | zich op het toppunt bevindend |
arabe | in het Arabisch, op zijn Arabisch |
aranĝi la liton | het bed opmaken |
asigni | betekenen, dagen, dagvaarden, toewijzen, voor het gerecht dagen |
aspekte | naar het uiterlijk |
aspekti | er uitzien, het uiterlijk hebben van |
atingi multon | het ver brengen |
atrio | atrium, boezem, boezem van het hart |
batali ĝisdecide | het uitvechten |
boli | borrelen, koken, op het kookpunt zijn, zieden |
bonfarti | het goed maken, zich goed voelen |
bonvoli al | een goed hart toedragen, het goed voorhebben met |
bruski | voor het hoofd stoten |
cedi | afstaan, het veld ruimen, toegeven, wijken, zwichten |
cerbumi | piekeren, zich het hoofd breken |
ĉasi sur la grundo de | in het vaarwater zitten van |
ĉefi | aan het hoofd staan, aan het hoofd staan van, leiden |
ĉesigi la sieĝon | het beleg opbreken |
ĉie en la | overal in de, overal in het |
ĉikani | bedillen, haarkloven, het lastig maken, muggeziften, vitten |
ĉikaze | in het onderhavige geval |
ĉirkaŭe | daaromheen, eromheen, in het rond, ongeveer, rondom |
ĉiuhore | om het uur |
ĉu ne | is het niet, nietwaar, of niet |
ĉu ne? | is het niet?, nietwaar?, toch? |
de nun | in het vervolg, van nu af aan |
dekrepito | het uit elkaar springen van kristallen |
dereliĝi | ontsporen, uit de rails lopen, uit het spoor raken |
detala | ampel, gedetailleerd, in het klein, omstandig, uitvoerig |
detali | in details behandelen, in het klein verkopen |
deveni | afstammen, het gevolg zijn van, ontspruiten, voortkomen |
diastolo | uitzetting van het hart |
diskutinda | het bespreken waard |
domaĝi | bejammeren, betreuren, het jammer vinden van, ontzien, sparen |
dubigi | aan het twijfelen brengen, twijfelachtig maken |
dumviva | levenslang, voor het leven |
edziĝi | in het huwelijk treden, trouwen |
k.t.p. | enz. |
doen | agi, fari, igi |
abdiki | afstand doen, bedanken, neerleggen, troonsafstand doen |
abortigi | aborteren, abortus plegen, doen mislukken |
adiaŭigi | doen heengaan |
aflikti | bedroeven, beproeven, verdriet doen, verdrieten |
agaci | pijn doen aan de tanden |
agi | ageren, bezig zijn, doen, handelen, optreden, te werk gaan |
aglomeri | agglomeren, doen samenklonteren, tot een geheel verenigen |
aglutini | agglutineren, doen samenkleven, samenplakken, verbinden |
alfundigi | afzetten, doen bezinken |
anatemi | excommuniceren, in de ban doen |
apelacii | appelleren, een beroep doen op, in appl gaan, in beroep gaan |
apelacii al | een beroep doen op |
artifiki | handig doen |
balanci | balanceren, doen schommelen, laten balanceren, wiegelen |
bani | baden, in bad doen, wassen |
boligi | doen koken, koken |
brogi | in kokend water doen, met kokende vloeistof verwonden |
butikumi | boodschappen doen, winkelen |
ĉagreni | bedroeven, ergeren, grieven, verdriet doen, verdrieten |
degeligi | doen ontdooien, ontdooien |
deklini | doen afwijken |
devojigi | doen afdwalen |
dilati | doen uitzetten |
disfandi | doen verdwijnen |
disocii | dissociren, uiteen doen vallen |
dolori | pijn doen, zeer doen |
dolorigi | bezeren, pijn doen, pijn veroorzaken |
dormigi | in slaap doen vallen |
dronigi | doen verdwijnen, onderdompelen, verdrinken, verzuipen |
ekbruligi | aanmaken, aansteken, doen ontbranden, ontsteken, stoken |
ekdormigi | doen inslapen |
ekskomuniki | excommuniceren, in de ban doen |
ektimigi | doen schrikken, opschrikken, schrik aanjagen |
ekzameniĝi | examen doen |
elakompani | uitgeleide doen, uitlaten |
endormigi | doen inslapen |
enpoŝtigi | op de post doen, posten |
enradiki | wortel doen schieten |
esti bonhava | in goeden doen zijn |
estigi | doen ontstaan, formeren, maken, ontwikkelen |
fandi | doen smelten, smelten, versmelten, vloeibaar maken |
farebla | doenlijk, haalbaar, maakbaar, te doen, uitvoerbaar |
fari | aanmaken, bedrijven, doen, maken, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren |
fari aĉetojn | boodschappen doen |
fari ekzamenon | examen doen |
fiaskigi | doen falen, laten mislukken, verijdelen |
finti | een schijnaanval doen |
fluidigi | doen smelten, smelten |
forfandi | doen verdwijnen |
funkcii | functioneren, het doen, in zijn werk gaan, werken |
k.t.p. | enz. |