bijna ... zijn | esti preskaŭ |
bijna | kvazaŭe, preskaŭ |
esti preskaŭ | bijna ... zijn, grenzen aan, in de buurt komen van |
kvazaŭe | bijna, om zo te zeggen |
preskaŭ | bijkans, bijna, haast, schier, vrijwel, welhaast, zo goed als, zowat |
preskaŭ neniam | bijna nooit, zelden of nooit |
bijna ... zijn | esti preskaŭ |
bijna nooit | preskaŭ neniam |
antaŭ ... | ... geleden, ... terug |
antaŭ ... | ... geleden, ... terug |
aŭ ... aŭ | of ... of |
aŭ ... aŭ ... | of ... of ... |
aŭ ... aŭ ... | of ... of ... |
aŭ ... aŭ ... | of ... of ... |
ĉirkaŭ | om, om ... heen, omtrent, ongeveer, rondom |
ĉirkaŭ kio | waar ... omheen, waaromheen |
ĉirkaŭ kiu | waar ... omheen, waaromheen |
de kie | vanwaar, waar ... vandaan, waarvandaan |
de kie? | waar ... vandaan?, waarvandaan? |
de tie | daar ... vandaan, daarvan, vandaar |
escepte | behalve, bij uitzondering, buiten, op ... na, uitgezonderd |
esti ... laŭtuŝe | ... aanvoelen |
esti ...-anta | zich bezighouden met |
esti ...-onta | klaar zijn voor, op sprong staan |
esti preskaŭ | bijna ... zijn, grenzen aan, in de buurt komen van |
foje ... foje | nu eens ... dan weer |
ĝis ... inkluzive | tot en met |
inter ... kaj | ... , tussen de ... en |
inter ... kaj | ... , tussen de ... en |
iri sub | onder ... doorgaan |
jen ... jen | nu eens ... dan weer |
ju ... des | hoe ... des te |
ju pli ... des pli | hoe meer ... des te meer |
kaj ... kaj | zowel ... als |
kiel ajn | hoe ... ook |
kiel eble plej | zo ... mogelijk |
kien | waar ... heen, waar ... naartoe, waarheen, waarnaartoe |
kien? | waar ... heen?, waar ... naar toe?, waarheen? |
la tutan | de hele ... door |
laŭ ... maniero | op de ... wijze, op zijn ... |
laŭ ... maniero | op de ... wijze, op zijn ... |
laŭ ... maniero | op de ... wijze, op zijn ... |
ne ...-u | ... niet, niet ...-en |
nek ... | ... evenmin |
nek ... nek | noch ... noch |
plejeble | zo ... mogelijk |
rekte al | recht op ... af |
rigardi ... desupre | neerzien op |
tiel ... kiel | zo ... als |
tiom ... kiom | zoveel ... als |
tra | door, door ... heen, doorheen, via |
tra inter | tussen ... door |
trans | aan de overkant van, over, over ... heen, overheen |
unuflanke ... aliflanke | enerzijds ... anderzijds |
... | inter ... kaj |
... aanvoelen | esti ... laŭtuŝe |
... evenmin | nek ... |
... geleden | antaŭ ... |
k.t.p. | enz. |
zijn | ekzisto, ento, estado, esti, ĝia, lia, liaj, sia, siaj |
aboni | geabonneerd zijn op |
abundi | in overvloed aanwezig zijn |
agi | ageren, bezig zijn, doen, handelen, optreden, te werk gaan |
agordiĝi | gelijkluidend zijn |
aklami | bij acclamatie benoemen, toejuichen, zijn bijval betuigen |
akordi | het eens zijn, overeenstemmen, samengaan |
alcentrigi siajn pensojn | zijn gedachten verzamelen |
alesti | aanwezig zijn, aanwezig zijn bij |
alproksimiĝi | in aantocht zijn, naderen |
ambicii | eerzuchtig zijn |
amegi | dol zijn op, gek zijn op, zielsveel houden van |
amuziĝadi | aan de boemel zijn, boemelen |
angle | in het Engels, op zijn Engels |
antaŭvidi | bedacht zijn op, verwachten, vooruitzien, voorzien |
apudesti | aanwezig zijn, aanwezig zijn bij |
arabe | in het Arabisch, op zijn Arabisch |
aroganti | een hoge toon aanslaan, zijn neus in de wind steken |
avari | karig zijn met, zuinig zijn met |
baziĝi | gebaseerd zijn, steunen |
boli | borrelen, koken, op het kookpunt zijn, zieden |
bonvoli | gelieven, welwillend zijn |
bonvoli al iu | iemand goedgezind zijn |
centope | met zijn honderden |
cirkuli | circuleren, in omloop zijn, rondgaan, rouleren |
ĉeesti | aanwezig zijn, aanwezig zijn bij, bijwonen |
danĝeri | gevaarlijk zijn |
dekadenci | aan lager wal raken, in verval zijn, zinken |
dekope | met zijn tienen |
demisii | aftreden, demissionair zijn |
dependi | afhangen, afhankelijk zijn, deel uitmaken |
dependi de | afhangen van, afhankelijk zijn van |
deveni | afstammen, het gevolg zijn van, ontspruiten, voortkomen |
deveni de | afkomstig zijn van, stammen uit, stammen van |
devojiĝi de sia rolo | uit zijn rol vallen |
diboĉi | aan de rol zijn, boemelen, brassen, slempen, uitspatten |
diri sian opinion pri | zich uitspreken over, zijn mening geven over |
disstari | gescheiden zijn |
dormemi | slaap hebben, slaperig zijn |
drinkadi | aan de drank zijn, drinken |
drivi | afdrijven, drijven, op drift zijn |
duope | getween, met zijn tween, onder vier ogen |
ebli | mogelijk zijn |
egali | evenaren, gelijk zijn aan |
ekloĝi | intrekken, zijn intrek nemen, zijn tenten opslaan |
eksproprigi | uit zijn eigendom ontzetten |
ekstazi | in extase verkeren, in extase zijn |
ektusi | zijn keel schrapen |
ekvicii | uit zijn bezit ontzetten |
ekvilibri | in evenwicht verkeren, in evenwicht zijn |
ekzisto | bestaan, zijn |
k.t.p. | enz. |