naar boven dragen | alporti supren |
naar | al, laŭ, malagrabla, malsana |
adaptiĝi al | zich aanpassen aan, zich voegen naar |
al | aan, bij, naar, tegen, tot, voor |
al la | aan de, aan het, de, het, naar de, naar het |
aliloken | naar elders |
aliri | aanpakken, gaan naar, genaken, naderen |
alporti supren | naar boven brengen, naar boven dragen |
ambaŭflanken | naar weerskanten, naar weerszijden |
analoge | naar analogie van |
antaŭen | naar voren, voorover, voort, vooruit, voorwaarts |
arbitre | naar willekeur |
ascendi | naar boven gaan |
aspekte | naar het uiterlijk |
aspiri | ambiren, dingen naar, najagen, nastreven, streven naar |
aspiri al | dingen naar, solliciteren naar, streven naar |
aspiri al | dingen naar, solliciteren naar, streven naar |
atentigi pri | attenderen op, attent maken op, naar voren brengen |
avidi | azen op, begeren, dorsten naar |
avidi spiron | naar adem snakken |
dece | behoorlijk, naar behoren, netjes |
dekstren | naar rechts, rechtsaf, rechtsom |
demandi pri | vragen naar |
descendi | afdalen, naar beneden gaan |
deziregi | haken naar, hunkeren, smachten, smachten naar, snakken naar |
deziregi | haken naar, hunkeren, smachten, smachten naar, snakken naar |
deziri arde | vlassen op, vurig verlangen naar |
dojeno | doyen, oudste lid naar ancinniteit |
draŝi fojnon | water naar de zee dragen |
ekskursi al | een uitstapje maken naar |
eksteren | buitenwaarts, eruit, naar buiten, uitwaarts |
ektropio | omkering van het ooglid naar buiten |
eliranta | egressief, naar buiten gaand |
elpaŝi | naar buiten komen, optreden, stelling nemen, uitkomen |
elpeli | naar buiten jagen, uitdrijven, uitjagen, uitwijzen, verbannen |
elporti | dragen, naar buiten brengen, uithouden, verdragen |
elvoki | naar buiten roepen, ten gevolge hebben, uitlokken |
enen | binnenwaarts, naar binnen |
enlitigi | in bed stoppen, naar bed brengen |
enlitiĝi | gaan slapen, naar bed gaan, zich ter ruste begeven |
entiri | naar zich toe halen |
etendi la manojn al | reiken naar |
hejmen | huiswaarts, naar huis |
informiĝi pri | kennis nemen van, navraag doen naar |
internen | binnenwaarts, naar binnen |
iri al | toekomen naar |
iri al kinejo | naar de film gaan |
iri hejmen | huiswaarts gaan, naar huis gaan |
juĝate laŭ | te oordelen naar |
ĵeti al | gooien naar, toegooien, toewerpen |
kandidati por | solliciteren naar |
kaŭze de | naar aanleiding van, vanwege, wegens |
k.t.p. | enz. |
boven | pli ol, super, superŝtupare, supre |
alporti supren | naar boven brengen, naar boven dragen |
ascendi | naar boven gaan |
Boven Merwede | Boven Merwede |
Boven Wijde | Boven Wijde |
Boven-Haastrecht | Boven-Haastrecht |
Boven-Hardinxveld | Boven-Hardinxveld |
Boven-Leeuwen | Boven-Leeuwen |
esti super | verheven zijn boven |
pli ol | boven, meer dan, over, ruim |
preferi ol | verkiezen boven |
rondigi supren | naar boven afronden |
super | boven, over |
superi | overtreffen, te boven gaan, uitblinken, uitmunten, voorbijstreven |
superpaŝi | te boven gaan |
superŝtupare | boven |
supini | de handpalm naar boven draaien |
supra | boven-, bovenste |
supre | boven, daarboven, omhoog |
Suprelago | Boven Meer, Bovenmeer |
supren | naar boven, omhoog, op, opwaarts |
supreniri | bestijgen, klimmen, naar boven gaan, rijzen, stijgen |
transpasi | overgaan, oversteken, te boven gaan |
transpaŝi | heenstappen over, overschrijden, te boven gaan |
Boven Meer | Suprelago |
Boven Merwede | Boven Merwede |
Boven Wijde | Boven Wijde |
boven- | supra |
Boven-Haastrecht | Boven-Haastrecht |
Boven-Hardinxveld | Boven-Hardinxveld |
Boven-Leeuwen | Boven-Leeuwen |
de handpalm naar boven draaien | supini |
naar boven | supren |
naar boven afronden | rondigi supren |
naar boven brengen | alporti supren |
naar boven dragen | alporti supren |
naar boven gaan | ascendi, supreniri |
te boven gaan | superi, superpaŝi, transpasi, transpaŝi |
verheven zijn boven | esti super |
verkiezen boven | preferi ol |
dragen | elporti, porti, portiĝi, subteni, surhavi |
alporti supren | naar boven brengen, naar boven dragen |
draŝi fojnon | water naar de zee dragen |
elporti | dragen, naar buiten brengen, uithouden, verdragen |
frukti | vrucht dragen |
porti | brengen, dragen, voeren, voorhebben |
portiĝi | dragen, reiken, zweven |
povi surmeti | aankunnen, kunnen dragen |
subteni | dragen, ondersteunen, ruggesteunen, schoren, schragen, steunen |
surhavi | aanhebben, dragen, ophebben, voorhebben |
kunnen dragen | povi surmeti |
naar boven dragen | alporti supren |
vrucht dragen | frukti |
water naar de zee dragen | draŝi fojnon |