deel uitmaken | dependi |
deel | dividajxo, drasxejo, ero, movimento, parto, porcio, volumo |
dependi | afhangen, afhankelijk zijn, deel uitmaken |
dividajxo | deel |
drasxejo | deel, dorsvloer |
ekstremajxo | einde, uiteinde, uiterste deel |
ekstremo | uiterste, uiterste deel |
ero | deel, deeltje, item, jaartelling, partikel, punt |
farigxi lotajxo de | ten deel vallen, toevallen |
la plejparto de | het grootste deel van, het merendeel van |
lotajxo | door loting toegewezen deel |
movimento | deel, deel van een muziekstuk |
parto | deel, gedeelte, onderdeel, stuk |
porcio | aandeel, deel, portie, rantsoen, taks |
predikativo | bepaling van gesteldheid, naamwoordelijk deel van het gezegde |
trafi lote | ten deel vallen, toevallen |
volumo | band, boekdeel, deel, volume |
deel uitmaken | dependi |
deel van een muziekstuk | movimento |
door loting toegewezen deel | lotajxo |
het grootste deel van | la plejparto de |
naamwoordelijk deel van het gezegde | predikativo |
ten deel vallen | farigxi lotajxo de, trafi lote |
uiterste deel | ekstremajxo, ekstremo |
uitmaken | decidi, estingi, fini, forigi, konsistigi |
decidi | beslissen, besluiten, uitmaken, zich voornemen |
dependi | afhangen, afhankelijk zijn, deel uitmaken |
estingi | blussen, doven, uitblussen, uitdoen, uitdoven, uitmaken |
fini | afmaken, afsluiten, beëindigen, besluiten, uitmaken, voleindigen |
forigi | afschaffen, elimineren, opdoeken, uitmaken, verwijderen, wegdoen |
konsistigi | uitmaken, vormen |
nomi | benoemen, heten, noemen, uitmaken voor |
deel uitmaken | dependi |
uitmaken voor | nomi |